Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zo [3]ontstak de toorn van Elihu, den zoon van Baracheel, den [4]Buziet, van het geslacht van [5]Ram; tegen Job werd zijn toorn ontstoken, omdat hij zijn [6]ziel [7]meer rechtvaardigde dan God. 3. Namelijk tegen Job en zijn drie vrienden. Vergelijk de manier van spreken met Gen.4:5, en Gen.39:19. 4. Dat is, een der nakomelingen van Buz, den zoon van Nahor, den broeder van Abraham. Zie Gen.22:21. Sommigen houden hem voor Bileam, waarvan zie Num.22:5. 5. Van dezen naam is verscheiden gevoelen. Vele menen dat Ram een bekorting des naams is voor Aram, den naam van een Syrier, van welken een huisgezin of geslacht der Syriers, uit welke Elihu was, toegenaamd is. Anderen verstaan hier Ram, den vader van Aminadab, 1 Kron.2:9,10, die ook Aram genaamd wordt, Matth.1:4. Sommigen ook Abram, Gen.11:27, die daarna Abraham genoemd werd; Gen.17:5. 6. Dat is, zichzelven. Zie 1 Kon.19:4. 7. Dat had Job niet uitdrukkelijk gezegd, maar Elihu besloot dit hieruit, omdat Job met God gelijk in proces wilde treden, en meer bezig was met zijn oprechtheid te verdedigen dan Gods wijsheid en gerechtigheid de eer te geven.